Als de journalist zijn pen laat leiden
Joris Van Cauter
Advocaat van een van de beklaagden in de zaak-Reuzegom en van een van de politieagenten in de zaak-Bangoura.
Gerechtelijke journalisten laten zich te vaak voor iemands kar spannen, ziet Joris Van Cauter. Dat is een gevaarlijke ontwikkeling. Volstaat de zelfregulering van de media om partijdigheid te voorkomen?
Gerechtsjournalistiek kan meer zijn dan het verslag over de slechte soap die het leven soms is. Het is belangrijk dat de bevolking gerust en vrij kan leven in de gedachte dat recht wordt gedaan en dat de pers daar op een zorgvuldige en bedachtzame wijze mee over waakt, en dat ze zelfs onrecht aan het licht brengt. Denk aan Watergate. Of aan de terechtstelling van de onschuldige Vlaamse arbeiders Jean Coucke en Pieter Goethals in Charleroi op 16 november 1860.
Coucke en Goethals werden veroordeeld op een proces dat boven hun hoofd werd gevoerd in het Frans, een taal die zij niet verstonden, en met als tolk een Luxemburgse rijkswachter die het Frans noch het Nederlands meester was. Zelfs toen de werkelijke daders enkele jaren later bekentenissen aflegden, bleef procureur-generaal Charles de Bavay overtuigd van hun schuld. Het is in grote mate door de onverdroten ijver van de Antwerpse journalist en politicus Harry Peters dat Coucke en Goethals eerherstel kregen.
Een recenter voorbeeld vind ik niet meteen. En dat ligt heus niet aan onze feilloze justitie. Vandaag laten sommige journalisten hun pen leiden door een deel van het strafdossier dat ze krijgen van een partij in het proces, die een eigen agenda heeft. Ook al schrijft de journalist de hem aangereikte processen-verbaal letterlijk over in de krant, dan nog schetst hij een vertekend beeld. Want dat zijn maar enkele bladzijden uit het dikke strafdossier. Voor een goed begrip moet je het volledige dossier lezen, van voren naar achteren.
Verzinsels
Mijn stelling, dat het om een gevaarlijke vorm van overschrijven gaat, is eigenlijk nog te voorzichtig. Het is veel erger. Op 23 april heeft de Raad voor de Journalistiek geoordeeld dat de berichtgeving van journalist Douglas De Coninck in De Morgen naar aanleiding van het Reuzegom-dossier vals is (DS 27 april). Een jongeman die geen publiek figuur is en niet betrokken was bij de fameuze doop, werd met naam en voornaam in de krant vermeld. De journalist citeerde overvloedig uit zijn verklaring aan de politie. Die citaten zijn bedoeld om afschuw op te wekken en afkeer te creëren voor de jongeman en zijn naasten. Uit de beslissing van de Raad voor de Journalistiek blijkt dat het niet eens echte citaten zijn, het zijn verzinsels van de journalist, woorden die uit de context zijn gehaald of zo zijn samengebracht dat er een volledig verkeerd beeld ontstaat van wat de jongeman in werkelijkheid zei tijdens het verhoor.
Het is onaanvaardbaar dat je in dit land als journalist in alle rust verder kunt doen met tien of meer veroordelingen op je kerfstok
De Raad stelt nog dat de vermelding van de naam en voornaam in de krant zijn privéleven aantast, meer dan vereist was door het maatschappelijke belang van de berichtgeving. De Coninck noch De Morgen lijkt te beseffen dat het om een fundamentele fout ging. De eerste reageerde op Twitter met een inmiddels verwijderd fragment van een sketch uit Wat als?. Wat hij daarmee bedoelde, is onduidelijk. Wat als het echt waar was geweest? De Morgen verontschuldigde zich afgelopen maandag voor de onzorgvuldigheden in het stuk en voor de schending van de privacy. In datzelfde artikel waren de naam en voornaam opnieuw voluit vermeld. Dat is lachen met de beslissing van de Raad. Dat kan natuurlijk ook, want zo’n beslissing heeft alleen een moreel gezag, sancties legt de Raad niet op.
Je kunt in dit land als journalist in alle rust verder doen met tien of meer veroordelingen op je kerfstok. Dat is onaanvaardbaar, en niet alleen voor de enkelingen die er het slachtoffer van worden. Want op die manier vormt de vierde macht een gevaar voor de rechtsstaat. Zo’n kwaadwillige berichtgeving leidt ertoe dat mensen het recht in eigen handen nemen, hitst mensen tegen elkaar op en leidt finaal tot ongeloof in de media.
Het bemoeilijkt ook het werk van justitie. Kun je als advocaat nog iemand (bijvoorbeeld een getuige) adviseren vrijuit te spreken in een gerechtelijk onderzoek, wanneer je niet kunt garanderen dat zijn verklaring de volgende dag niet verdraaid in de krant staat? Zwijgen is dan ook een legitieme optie.
Waarheidsliefde
De bevoorrechte positie en bescherming van journalisten zijn democratisch noodzakelijk. Hun bronnengeheim is beter beschermd dan dat van een advocaat of dokter. Maar die bescherming is niet vrijblijvend. Ze vereist dat journalisten bekwaam en genoeg onderlegd zijn om hun onderwerp te begrijpen, en onpartijdig en verstandig genoeg zijn om zich niet voor iemands kar te laten spannen. Dat ze zich laten leiden door waarheidsliefde in plaats van door sensatiezucht. In een gezonde democratie kan een functionerende en onafhankelijke vierde macht maatschappelijk belangrijke thema’s op de agenda plaatsen, de rijken en machtigen in het gareel houden en schandalen aan de kaak stellen. Dat verklaart waarom dictators en kleptocraten het niet alleen op rechters en advocaten hebben gemunt, maar ook op journalisten. Macht is een gevaarlijk en moeilijk hanteerbaar instrument, ook voor diegenen die alleen de pen hanteren.
Of de zelfregulering via de Raad voor de Journalistiek voldoende is om de balans in evenwicht te houden, valt te betwijfelen. Diezelfde Douglas De Coninck is genomineerd voor de Belfius Persprijs met het artikel ‘Het laatste levensuur van Lamine Bangoura’. Dat stuk is in hetzelfde bedje ziek: partijdig, partieel en vol bedrieglijke citaten uit het strafdossier, die politiemensen afschilderen als onmensen of moordenaars. Het surfte mee op de golven van Black Lives Matter en creëerde een sfeer waarin politiemensen niet naar hun proces voor de kamer van inbeschuldigingstelling durfden te gaan.
Dat de kamer van inbeschuldigingstelling in Gent in een uitgebreid arrest van 25 bladzijden alle insinuaties en beschuldigingen van tafel heeft geveegd, is blijkbaar niet van belang voor de jury van de Belfius Persprijs. Het krantenartikel is volgens Belfius allicht beter dan het arrest. Fictie gaat boven de waarheid. We zijn op een beangstigend hellend vlak aanbeland.
Opiniestuk van Joris Van Cauter in De Standaard van 29 april 2021:
foto: © Lectrr