Media
In het voorjaar van 2017 stelden zestien lidstaten de Europese instellingen in kennis van hun voornemen om middels nauwere samenwerking, onder de vorm van een Europees Openbaar Ministerie, fraude ten nadele van de EU-begroting te bestrijden. Amper twee maanden later, op 8 juni 2017, bereikten de (inmiddels) twintig EU-lidstaten die deelnemen aan deze nauwere samenwerking een politiek akkoord over de wetgeving die de details stipuleert aangaande de werking en rol van het Europees Openbaar Ministerie. Uiteindelijk trad de Verordening tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie in werking op 20 november 2017.
De rol van het EOM valt het best te omschrijven als een onafhankelijke Europese instantie die losstaat van de traditionele EU-rechtsinstrumenten voor samenwerking tussen de gerechtelijke autoriteiten van de verschillende lidstaten. Het EOM is immers operationeel in elke deelnemende lidstaat. De grote troef van deze nieuwe instantie zou de snelheid zijn waarmee het over nationale grenzen heen zou kunnen werken, zonder voorafgaande ellenlange procedures aangaande justitiële samenwerking. Het EOM fungeert met name als één instantie in alle lidstaten.
De materiële bevoegdheid omvat in essentie het bestrijden van fraude en hieraan gerelateerde misdrijven die een impact kennen op de financiële belangen van de EU. Het EOM is evenwel in geen geval bevoegd voor strafbare feiten aangaande nationale directe belastingen, inclusief de daarmee onlosmakelijk verbonden strafbare feiten.
De structuur van het EOM is tweeledig en kan worden opgedeeld in een strategisch niveau bestaande uit een Europese hoofdaanklager en de Europese aanklagers die samen het college van openbare aanklagers vormen, en een operationeel niveau met de gedelegeerde Europese aanklagers en vaste kamers.
Ter verdere uitvoering van de Verordening benoemde de Raad op 27 juli 2020 22 Europese aanklagers.
Intussen werden ook in België de nodige wetgevende initiatieven genomen teneinde het EOM operationeel te maken.
Op 24 februari 2021 is de wet van 17 februari 2021 houdende diverse bepalingen inzake justitie gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad die hierbij tevens in werking is getreden. Voormelde wet regelt de verdere concretisering van het EOM.
De Europese aanklager en de gedelegeerde Europese aanklagers zijn over het hele Belgische grondgebied bevoegd voor de uitoefening van de strafvordering voor de misdrijven die de financiële belangen van de Europese Unie schaden.
Wanneer een misdrijf dat de financiële belangen van de Unie schaadt, aanhangig wordt gemaakt bij de procureur des Konings, de procureur-generaal of de federale procureur, brengt deze de gedelegeerde Europese aanklagers onmiddellijk op de hoogte.
De wet bepaalt dat de Europese aanklagers over dezelfde bevoegdheid beschikken bij uitoefening van hun opdracht als de Belgische procureur des Konings.
Verder stelt de wet in artikel 9 dat de Europese aanklager en de gedelegeerde Europese aanklagers een Belgische onderzoeksrechter moeten vatten om bepaalde onderzoeksdaden te vorderen. In elk van de rechtsgebieden van de hoven van beroep wordt er één onderzoeksrechter aangeduid die over de nodige ervaring beschikt voor het onderzoek naar de misdrijven waarvoor het EOM bevoegd is.
Met de wet van 17 februari 2021 is de laatste horde genomen richting de concrete implementatie van een EOM in de Belgische rechtsorde.
Of het EOM ook in werkelijkheid zaken zal afhandelen, blijft echter de vraag. Zeker nu artikel 3 van de Wet van 24 februari 2021 de mogelijkheid voorziet om de beslissing van de Europese aanklagers om de zaak naar zich toe te trekken, te betwisten bij het College van Procureurs-generaal.
Foto © AP Images/European Union-EP