Opiniestuk
Justitie slaagt er niet in om het recht op leven en het recht op eigendom te beschermen. Politici van de uitvoerende macht zoeken zelf oplossingen, maar Joris Van Cauter vindt dat efficiënt noch wenselijk.
Nieuwjaarsvuurwerk wordt niet langer verticaal maar nu ook horizontaal geschoten. Liefst in de richting van politieagenten, ambulanciers of brandweerlieden. Samen met enkele brandende wagens in de straat lijkt een kwalijke traditie vorm te krijgen. Geen feest in de stad zonder geweldexcessen. Ook het voorbije weekend was het niet anders. En hoewel het voorbije wereldkampioenschap al duidelijk maakte hoe in grootsteden gefeest wordt, kon men het toch opnieuw niet voorkomen.
Als burger krijg je de indruk dat dit fenomeen aanvaard wordt als een fataliteit waar niet aan te ontkomen valt. Zo’n defaitisme is kwalijk voor de legitimiteit van een democratische rechtstaat. Daarvan mag je verwachten dat grondrechten, zoals het recht op leven en het recht op eigendom beschermd worden. Een overheid die die kerntaak niet kan vervullen, is mislukt.
Je zou in eerste instantie moeten kunnen vertrouwen op een performant gerechtelijk apparaat. Dat is een justitie die verdachten van ernstige misdrijven vervolgt en, wanneer ze na een eerlijk proces schuldig blijken, ook bestraft. Uit wat ik hoor en lees, staat het vast dat het om ernstige feiten gaat: brandstichting bij nacht, slagen en verwondingen aan agenten van de openbare macht. Het strafwetboek voorziet daarvoor straffen met opsluiting tot tien jaar. Afhankelijk van mogelijk verzwarende omstandigheden, een brand met dodelijke afloop bijvoorbeeld, kan dat oplopen tot levenslange opsluiting.
• Hulpverleners grootste mikpunt tijdens feestnacht
De wet blijft in deze doorgaans dode letter. Dat de daders zullen geïdentificeerd en gestraft worden, is wat we te horen krijgen van de politici, maar het gebeurt niet. Het falen van justitie op dit vlak is totaal en onaanvaardbaar. Het gebrek aan rechtsbescherming is structureel, doet zich voor op alle vlakken en vooral in Brussel.
Wachtlijsten
Recht dat niet binnen een redelijke termijn komt, bestendigt alleen maar het onrecht. Een voorbeeld uit de praktijk zegt het helemaal. Een schrijnwerkersbedrijf voert werken uit in een Brussels museum en wordt daarvoor niet betaald door de hoofdaannemer. Er volgt een procedure voor de toenmalige rechtbank van Koophandel (thans ondernemingsrechtbank) in Brussel die leidt tot een voor de schrijnwerker gunstig vonnis op 16 december 2016. Er volgt hoger beroep en het Hof van Beroep in Brussel voegt op 20 maart 2017 de zaak toe ‘aan de wachtlijst van deze kamer’.
Dat de daders van de rellen zullen geïdentificeerd en gestraft worden, is wat we te horen krijgen van de politici, maar het gebeurt niet.
Wanneer de zaak effectief gepleit kan worden, is nog altijd niet geweten. Een laatste telefoon met de griffie gaf aan dat de zaak vermoedelijk in oktober 2023 kan worden behandeld. Ik durf het aan mijn cliënt nauwelijks te zeggen. Een jaar eerder had de griffie me al gezegd dat vermoedelijk in november 2022 kon worden gepleit.
De partij te kwader trouw wordt beloond en wie te goeder trouw is, maar krap bij kas, kan aan dit justitieel falen ten onder gaan. Met een dergelijke justitie van Brussel een Europees handelscentrum maken of België op de kaart zetten als een betrouwbaar land om in te investeren, is een illusie. Niet te verwonderen dat grote bedrijven zoeken naar buitengerechtelijke afhandeling van geschillen of uitwijken naar buitenlandse vestigingsplaatsen.
Scheiding der machten
De strafrechtelijke pendant van die algehele justitiële impasse is dat onze amokmakers van het voorbije weekend nog minstens een jaar of acht ongestoord kunnen ‘feesten’ zonder al te veel kopzorgen. Of langer. Net zoals bedrijven lijken ook de politici hun geloof in een efficiënte justitie te hebben opgegeven. Ze gaan het dan maar zelf doen. Op die manier zoeken ze naar alternatieve oplossingen zoals GAS-boetes die recent werden verhoogd of bestuurlijke huisarresten.
Dat is veel kwalijker. Straffen komen zo niet langer tot stand na een proces voor een onafhankelijke rechter maar worden uitgesproken door bestuurders of hun ambtenaren. In zoverre zelfs dat de burgemeester van Antwerpen meende te mogen overgaan tot preventieve vrijheidsberoving (DS 31 december 2022). Efficiënt bleek het allerminst, de verwachte rellen hebben naar traditie kunnen plaatsvinden. Misschien was er zelfs een averechts effect. Een deel van de politiemacht was gereserveerd om nazicht te doen op de naleving van de verschillende huisarresten.
Het is tekenend om te zien hoe de politie het grootste deel van haar tijd besteedt aan bestuurlijke opdrachten in de plaats van gerechtelijke. Er is discussie of een wettelijke basis bestaat die toelaat dat burgemeesters tot zulke vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen overgaan. Volgens mij is die er niet, volgens anderen wel. Belangrijker is de vraag of we vinden dat het moet kunnen. Daarop is mijn antwoord negatief. Als justitie niet meer werkt, is de oplossing niet gelegen in het opheffen van de scheiding der machten en de bestuurders dan maar rechter te laten spelen.
De oplossing moet zijn het gerecht opnieuw te laten functioneren, zodat misdrijven effectief vervolgd worden, en rechters zich kunnen uitspreken over recente feiten. Het is een open deur waar al over gesproken werd toen ik nog rechtenstudent was. Die deur zo lang openlaten maakt dat het systeem van binnenuit verrot en kapot gaat. De minister van Justitie zette zijn domein als een merk in de markt: ‘team justitie’. Om in dat jargon te blijven denk ik dat de burger zich vragen begint te stellen bij de coach ervan. Er is werk op de plank voor 2023. Want (blijven) falen is echt geen optie.
Artikel uit De Standaard, 3 janauri 2023
Foto © epa