Opiniestuk
Onze verontwaardiging over de mensenrechtenschendingen in Qatar is selectief en hypocriet, vindt Joris Van Cauter. En ze getuigt van weinig kennis over de invulling van de mensenrechten in moslimlanden.
In 1978 voerde het cabaretduo Freek de Jonge en Bram Vermeulen, Neerlands Hoop in Bange Dagen, actie voor een boycot van het WK in het dictatoriale Argentinië. Ze trokken de theaters rond met de voorstelling Bloed aan de paal. Het Nederlandse elftal ging toch en bereikte de finale van het WK. Acht jaar later kreeg voormalig dictator Videla
levenslang wegens zijn betrokkenheid bij moorden, ontvoeringen en folteringen.
Dat de Rode Duivels niet naar Qatar zouden gaan, is nooit een issue geweest, wij ontwaken klaarblijkelijk iets later. En dan schrikken we omdat de Qatari geen bierliefhebbers zijn en anders denken over lgbti.
Een principieel standpunt van de spelers is er niet gekomen en dat is maar goed ook. Het zou het toppunt van hypocrisie geweest zijn. Stel je voor dat Eden Hazard een gele of rode kaart had gekregen vanwege de OneLove-armband, terwijl hij het hele jaar door reclame maakt voor de luchtvaartmaatschappij Emirates. Net zoals Kylian Mbappé reclame maakt voor Qatar Airways en Kevin De Bruyne voor Etihad Airways. De hele Champions League is een feestje op kosten van de Golfstaten. Geen enkele voetbalcommentator die dat feestje bederft met ethische overpeinzingen. Ernst Happel, de Nederlandse bondscoach in 1978, was een stuk eerlijker toen hij zei: ‘Wat kunnen mij de mensenrechten schelen, we gaan naar Argentinië om te voetballen, politiek interesseert me niet.’ Mediatraining en een andere tijdgeest maken zulke uitspraken nu ondenkbaar.
Goddelijke oorsprong
Wie die uitspraak nu zou herhalen, zou te horen krijgen dat mensenrechten en politiek twee verschillende dingen zijn. Nochtans zijn mensenrechten, zeker de concrete invulling ervan, bij uitstek politiek. En dat is ook goed. De enige manier om grondrechten aan het politieke te onttrekken is door er een goddelijke oorsprong aan te geven. Dat is, bijvoorbeeld, het geval in de onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten.
Hoe die rechten concreet in te vullen is politiek. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens beseft dat en heeft daarom nog nooit een staat opgelegd om het homohuwelijk in te voeren. Zo wordt de normale, democratische en politieke besluitvorming gerespecteerd. Zo is het homohuwelijk in veel Europese landen ingevoerd en wordt het in die landen ook maatschappelijk gedragen.
Stel je voor dat Hazard geel had gekregen voor de OneLove-armband, terwijl hij het hele jaar door reclame maakt voor Emirates airlines
Zo’n vraagstuk moet veeleer politiek worden benaderd, niet louter juridisch. In dat laatste geval zou het opgelegd moeten worden door een kleine groep onverkozen rechters. In de VS is het holebihuwelijk zo door het Hooggerechtshof juridisch en mensenrechtelijk ingevoerd, in plaats van
politiek. De culturele en maatschappelijke kloof in de VS is daarmee niet bepaald minder geworden en we weten ondertussen ook dat het Amerikaanse Hooggerechtshof ook beslissingen kan nemen in de andere richting.
Islam als hoogste wet
De vlag van de mensenrechten in Qatar hijsen zal politiek in ieder geval weinig sporen nalaten. Het is roepen in de woestijn en getuigt van weinig kennis over de invulling van mensenrechten in de islamitische wereld. Er zijn twee juridische teksten die ons daarover iets kunnen leren. De ene is de Verklaring van Caïro van de Organisation of Islamic Cooperation (OIC), een internationale gouvernementele organisatie van 57 (overwegend) moslimlanden, waaronder Qatar en Saudi-Arabië, maar ook Turkije. Het andere is het Arabisch Handvest Mensenrechten van de Arabische Liga, een organisatie van 22 Arabische landen. Beide teksten vertrekken vanuit de islam als hoogste wet.
De interpretatie van bepalingen die soms heel gelijklopend lijken met artikelen uit de ‘westerse’ mensenrechtenverdragen, hebben dan een totaal andere uitkomst. Zo stelt het Arabisch Handvest Mensenrechten dat man en vrouw gelijk zijn in zoverre ‘positieve discriminatie’ van de vrouw op basis van de sharia mogelijk blijft. Maar het huwelijk is voorbestemd voor een man en een vrouw. Doodstraf, zelfs voor minderjarigen, wordt niet uitgesloten. Veel van die mensenrechten waarin het Arabisch Handvest voorziet, zijn voorbehouden aan de eigen staatsburgers, zoals rechten op sociale zekerheid, vrijheid van vereniging en vrijheid van vergadering.
Het politieke bij de invulling van die rechten is op die manier sterk teruggedrongen, de interpretatie zit vast in een islamitisch kader. Het holebihuwelijk is mensenrechtelijk uitgesloten, daar is geen armband of regenboogvlag tegen opgewassen. Mensenrechten zijn dan ook geen kwestie van textiel. Mensenrechten zijn – om Eleonore Roosevelt, bezielster van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, te parafraseren – iets dat dicht bij huis begint. Misschien moeten we, om op die gedachte door te gaan, beginnen met het respect voor de mensenrechten in de Belgische gevangenissen: ze worden er dagelijks met de voeten getreden. En laten we morgen nog een keer supporteren, irrationeel en ongecompliceerd zoals het hoort in de beleving van het voetbal. Misschien kunnen we dan de juridische, politieke en ethische discussies op een andere plaats en op een ander niveau voeren. Dan is er nog hoop in bange dagen.
Artikel uit De Standaard, 30 november 2022
Foto: Lee Smith/reuters
Roepen in de Qatarese woestijn | De Standaard